IM Blog periode 4

LE S   –   I N F O R M A T I E – M A N A G E M E N T

Maak 4 vragen (2 open vragen, 2 meerkeuze vragen)
over hoofdstuk 11, 12, 13, 14, 15,16, 17 en 18

De dikgedrukte antwoorden zijn de juiste antwoorden.

 Hoofdstuk 11

 Open vragen:

1. Welke twee mogelijkheden biedt
intranet om het samenwerken tussen medewerkers te bevorderen?
Bijv Overbruggen van tijd en afstand, Ondersteunen van bestaande vormen van samenwerking

2. Waar staat de afkorting ‘cug’ voor?
Closer user Group

Meerkeuze vragen:

1. Wat is geen faciliteit van een vergaderingomgeving?

a) Een planningssysteem
b) E-notulen
c) Weblog
            d) Archief

2. Wat is de
naam van de applicatie die geautomatiseerd bedrijfsprocessen uitvoert?

a) Workflow
            b) Blackboard
c) Logboek
d) Tools

Hoofdstuk 12

 Open vragen:

1. Noem 2 situaties waarbij DMS’en veel wordt gebruikt:
Bijv. Een classificatie van al het inkomende post- en e-mailverkeer, een centrale registratie van alle stukken, het volgen van de stukken, het signaleren van problemen of oponthoud, het opslaan van de stukken of het vindbaar maken van de stukken.

2. Waar staat de afkorting OCR voor?
Optical character recognition

Meerkeuze vragen:

1. Wat moet een intranet hebben om volledig te zijn?

a) Een bewaarmogelijkheid
b) Een goed archief
            c) Een casus
d) Een smoelenboek

2. Waar hoeft
een digitaal archiefsysteem niet toe in staat te zijn?

a) Papieren documenten te scannen, te indexeren en op te slaan
b) Het volgen van stukken
            c) Digitalen documenten indexeren in alle bekende formaten
d) Te zoeken in zowel de gescande papieren documenten als in de digitale documenten.

Hoofdstuk 13

 Open vragen:

1. Noem 2 reden waarom een organisatie aan kennismanagement moet gaan voldoen?       Bijv. Kennis wordt gezien als een essentiële productiefactor, Het product van een organisatie alleen is vaak niet onderscheidend genoeg, de complexiteit van organisaties wordt steeds groter, kennis veroudert steeds sneller, ontwikkeling n opleiding worden steeds belangrijker of kennis is een belangrijke concurrentiefactor geworden.

 2. Wat is de volgorde bij het invoeren van kennismanagement?
            1. Een bewustwordingssessie, 2. Het opzetten van structuren die vooral de flow-kant ondersteunen, 3. Implementeer een kennismanagementsysteem

 Meerkeuze vragen

1. Wat is geen reden waarom een organisatie aan kennismanagement moet gaan voldoen?

a) Kennis veroudert steeds sneller
b) Kennis is een belangrijke concurrentiefactor geworden
c) Het product van een organisatie is niet onderscheidend genoeg
d) Mensen zijn niks meer waard als ze niet slim genoeg zijn

2. Wat is geen fase in het kennismanagementproces?

a) Kennis overnemen
            b) Kennis delen
c) Kennis toepassen
d) Kennis evalueren

Hoofdstuk 14

 Open vragen:

1. Waar staat de afkorting P&O voor?
            Personeel en Organisatie

2. Noem een rede waarom het noodzakelijk is medewerkers te binden?
De arbeidsmarkt is nog steeds krap

Meerkeuze vragen:

 1. Wat is geen veelvoorkomend doel bij E-HRM?

a) Het altijd toegankelijk zijn
            b) Het automatiseren van routinetransacties
c) Faciliteren in plaats van controleren
d) Het begeleiden van veranderingsprocessen

2. Wat is geen rede dat intranet hét platform is voor HRM?

a) Op ieder denkbaar tijdstip toegankelijk zijn
b) De mogelijkheid bieden tot interactie tussen medewerker en organisatie
            c) Het automatiseren van routinetransacties
            d) Op iedere plaats in de organisatie toegankelijk zijn

Hoofdstuk 15

Open vragen:

1. Noem drie varianten van E-learning
         Intranet faciliteiten als ondersteuning bij persoonlijke of groepsopleidingen, integratie van klassieke en on-lineopleidingsvormen, volledig opleiden via het net.

2. Waar staat de afkorting LMS voor?
Learning Management System

Meerkeuze vragen:

1. Welke vorm van e-learning wordt in de vakliteratuur aangeduid met de term ‘Blended
learning’?

a)   Intranet faciliteiten als ondersteuning bij persoonlijke of groepsopleidingen
b)  integratie van klassieke en on-lineopleidingsvormen
c)   integratie van klassieke en on-lineopleidingsvormen, volledig opleiden via het net

2. Wat heeft het meest effect bij het gebruik van e-learning?

a) Zien
b) Horen en zien
c) Zeggen en schrijven
d)   Doen

 Hoofdstuk 16

 Open vragen:

1. Noem 2 voordelen van intranet in plaats van papier?
Bijv betere waarborg van actualiteit, geen angst voor dikke boeken bij de lezer, uitvoeriger, overal beschikbaar, nieuwe versies snel beschikbaar of lagere kosten

2. Noem één van de twee handige indelingen voor een webpagina?
Keuze uit: Inleiding, functies, werkwijze, verwijzingen of onderwerp, te nemen stappen, nieuwe situatie, verwijzingen 

Meerkeuze vragen:

1. Wat is geen nadeel van intranet in plaats van papier?

a) Minder goede bereikbaarheid
b) Niet iedereen heeft internet
c) Papier leest lekkerder
d) Zwervende afdrukjes

2. Wat is geen extra intranet faciliteit?

a) Sneller zoeken
b) Helpfaciliteiten
c) Overal beschikbaar
d) Gemakkelijker te doorzoeken

Hoofdstuk 17

 Open vragen:

1. Noem 2 van de 3 helpdesks die op intranet voor komen?
Keuze uit: Een domein op het intranet, dat gevuld wordt door de helpdesk van de ICT afdeling, een servicepunt op het intranet of een workflow-instrument voor de helpdeskmedewerkers

2. Wat houd het Maria Montessori-Principe in?
Leer mij het zelf doen 

Meerkeuze vragen:

1. Wat is een element wat een helpdesk kan bevatten?

a) FAQ
b) Boeken
c) Games
d) Work-flow

2. Wat is geen meerwaarde van problemen via intranet te melden?

a) Voorrang in behandeling
b) Minder kosten die intern verrekend worden
c) Een bericht terug met duidelijke informatie over wanneer en hoe het probleem
verholpen gaat worden
d)   Backoffice

Hoofdstuk 18

 Open vragen:

 1. Noem een voorbeeld van push-media?
          Bijv. nieuwsbrief, affice

2. Noem 2 voordelen van communicatie via internet?
Keuze uit: Het bereik is groter, het is goedkoper, de actualiteit is veel hoger, de snelheid van de communicatie is hoger, het kan de medewerkers veel vollediger informeren, dankzij een CMS is de beheerbaarheid van de informatie veel groter of de mogelijkheden tot interactie zijn veel groter.

 Meerkeuze vragen:

1. Wat is geen voordeel van communicatie via een intranet?

a) De actualiteit is veel hoger
b) Maar een aantal mensen kunnen intranet aanpassen
c) Het bereik is groter
d) Het kan medewerkers vollediger informeren

2. Welke bouwsteen hoort niet in het rijtje om samen een e-zine vormen?

a) Column
b) Interviews
c) Uit de geschiedenis
d) Muziek

Posted in Uncategorized | Comments Off on IM Blog periode 4

Les 4

L E S  04   –   I N F O R M A T I E – M A N A G E M E N T

 Maak met een tweetal 4 vragen (2 openvragen en 2 meerkeuze vragen) over hoofdstuk  5, 6, 7, 8, 9, 10

Ik heb deze opdracht gedaan met Lennart Boele.
De dikgedrukte antwoorden, zijn het goede antwoord.

H5

 Open vragen:

 1. Noem 3 voorwaarde voor een bibliotheekconcept 

Keuze uit: een zeer goede zoekfunctie, ontsluiting van informatie in andere bestandsformaten, Een goede opslag van informatie, professionele informatie-ontsluiters

2. Wat is het doel van een concept?

Steun geven aan de concepten bij het omgaan met intranet

 Meerkeuze vragen:

1. Wat is geen kenmerk van een startpaginaconcept?
a) Sobere vormgeving
b) Wisselende afbeeldingen
c) Meestal thematische indeling van de links in groepjes
d) Nadruk op doorverwijzen via links

2. ‘Een intranet of een gedeelte daarvan als blad’, deze omschrijving hoort bij welk concept?
a) Magazineconcept

b) Chaosconcept
c) Winkelconcept
d) Loketconcept

 H6

 Open vragen:

1. Wat betekent eenrichtingsverkeer met betrekking op intranet?
De intranetredacteur, meestal de communicatieafdeling verzorgt via het intranet vooral de formele communicatie.

2. Waarom is een sitemanagementplan handig?
De lijst is handig als checklist maar kan ook gebruikt worden als inhoudsopgave van een projectplan

 Meerkeuzevragen:

1. Welke schakel staat bovenaan de afdeling van een onafhankelijke intranetafdeling?

a)   Webmaster functioneel beheer
b)   Technisch beheer
c)    Sitemanager
d)   Applicatie beheer

 2. Welk beheer is belangrijk om een intranet te laten slagen?

     1 Centraal beheer
     2 Decentraal beheer

a)   1 is juist, 2 is onjuist
b)   1 is onjuist, 2 is juist
c)    Ze zijn allebei juist
d)   Ze zijn allebei onjuist

 H7

 Open vragen:

1. Noem minstens drie van de vier ‘externe’ voorwaarde waaraan een intranet moet voldoen

Keuze uit: er moet een goede planning zijn, er moet een goede strategie zijn, er moet een goede belendende communicatie zijn rondom het intranetproject of er moet vanaf het begin tastbare commitment zijn van de leidinggevende en directie.

2. Wat is het meest belangrijke bij het opzetten van een intranet en in het speciaal bij mensen die nog niet om zijn?
Genoeg informatie verstrekken

Meerkeuze vragen:

1. Hoe kan het management duidelijk maken dat ze open staan voor een intranet?
a) door het beschikbaar stellen van voldoende budget
b) zich er niet mee bemoeien
c) door geen feedback te geven
d) door het over te laten aan de communicatie afdeling

2. Waar maken bijna alle CMS’ers gebruik van bij het publiceren op intranet?
a) afbeeldingen
b) sjablonen
c) teksten
d) een helpdesk

H8

 Open vragen:

 1. Wat is de meest gebruikelijke manier manier waarop zoekfuncties van intranet werken?

Full text search

2. Noem 3 methodes van Full text search

Keuze uit: zoekmachines met een database, pageranking, phrase field en concept searching, zoekmachines zonder database of associatief zoeken.

 Meerkeuze vragen:

 1. Wat is geen full text search methode?

a)   Associatief zoeken
b)   Phrase, Field en Concept searching
c)    Zoekmachines met database
d)   Early Adapters

2. Zijn de volgende stellingen juist of onjuist?

     1 Ieder intranet moet een zoekmogelijkheid hebben
     2 Één van de belangrijkste onderdelen van intranet is de zoekfunctie

a)   1 is juist, 2 is onjuist
b)   1 is onjuist, 2 is juist
c)    Ze zijn allebei juist
d)   Ze zijn allebei onjuist

 H9

 Open vragen:

1. Waarom wilden veel communicatieafdelingen in het verleden niet aan intranet beginnen?

Ze zagen het niet als een serieuze ontwikkeling en het zou een aantasting van de positie.

 2. Welke afdeling binnen een bedrijf acteert als moderator bij een pol?

De communicatieafdeling.

 Meerkeuze vragen:

1. Hoe wordt een mailbericht, met daarin korte samenvattingen ook wel genoemd?

a)   Mesocontent
b)   Microcontent
c)    Macrocontent

2. Welke vorm van interne communicatie hoort hier niet bij?

a)   Personele communicatie
b)   Informele communicatie
c)    Formele communicatie

H10

Open vragen:

1. Killer content en killer-applicaties zijn modieuze termen voor…

Veel bezochte en gebruikte onderdelen van intranetten en websites. 

2. Waarom kan humor een gevaarlijk middel zijn om mensen naar het intranet te trekken?

Goede humor is, binnen de bedrijfscultuur en communicatiedoelstellingen, moeilijk te maken.

Meerkeuze vragen:

  1. Killer content is zinvol om drie redenen. Welke van de volgende genoemde reden hoort niet bij deze drie?

a)   Killer content stimuleert het gebruik van intranet
b)   Killer content is tevens zinvolle content
c)    Killer content zorgt voor moordende concurrentie
d)   Killer content zorgt voor service aan bezoekers

2. Ook liefde voor intranet gaat door…

a)   Het hoofd
b)   De maag
c)    Het lichaam
d)   Het bedrijf

Posted in Uncategorized | Leave a comment

Les 03

L E S  03   –   I N F O R M A T I E – M A N A G E M E N T

 Werk de onderstaande vragen uit door de antwoorden in het boek (HSK.4) of op internet op te zoeken en de antwoorden onder de vraag neer te zetten.

 Intranetten worden tegenwoordig veelvuldig ingericht door middel van een CMS.

 1. Wat is de betekenis van CMS?

Antwoord =  Content Management System

 2. De meeste CMS-software is zogenaamd ‘open source’. Wat wordt daar mee bedoeld?

Antwoord = Open bron, iedereen heeft daar toegang in

 3. Zoek op internet 5 verschillende gratis / open source CMS-software systemen.

    1. = WordPress
    2. = Drupal
    3. = Typo3
    4. = DoNetNuke
    5. = Joomla

 4. Zoek op internet een afbeelding die schematisch weergeeft hoe een CMS in elkaar zit of hoe een CMS werkt.

Antwoord =

5. Een CMS bestaat hoofdzakelijk uit 5 onderdelen. Welke zijn  deze 5 onderdelen ?

  1. = Creeren van content
  2. = Goedkeuren
  3. = Publiceren
  4. = Wijzigen
  5. = Verwijderen

6. Bij intranet en internet draait het om ‘Zoeken’ en ‘Gevonden worden’ . Daarom zijn er ‘search engines’ zoals Google. Artikelen van een website moeten daarom voldoen aan SEF en SEO. Wat betekenen deze 2 afkortingen en leg het in je eigen woorden uit.

SEF = Search Engine Friendly

SEO = Search Engine Optimizer

 7. De URL van een website eindigt vaak op  .HTML of .HTM. Waar kan je de URL van een CMS soms aan herkennen?

Antwoord = Er staan al leestekens in die Google bijv. niet herkent.

 8. In het boek worden 9 voordelen van een CMS opgesomd. Wat zijn deze voordelen?

  1. = Output naar beeldscherm en papier mogelijk
  2. = Scheiding tussen vormgeving en tekst
  3. = Zelf publiceren van zonder tussenkomst van een techneut
  4. = Mogelijkheid om workflow in te voeren
  5. = Met meer mensen tegelijk content beheren op internet
  6. = Mogelijkheid om het beheer en de redactie te decentraliseren
  7. = Intranetmanagement
  8. = Sjablonen of formats zijn ondersteund  voor de contentproducenten
  9. = Een tekst publiceren op meer pagina’s

 9. Er worden ook 5 nadelen genoemd van een CMS. Wat zijn deze nadelen?

  1. = In één bron verschillende versies van een document
  2. = Dure specialisten nodig om nieuwe sjablonen te maken
  3. = In de praktijk zie je dat de work-flow mogelijkheden niet worden gebruikt.
  4. = Niet altijd even gebruiksvriendelijk
  5. = Het invoeren van een CMS kost geld

 10. Een CMS wordt ook vaak voorzien van een ‘Portal’. Wat is dat?

Antwoord =

Als intranet krijgt iedere gebruiker min of meer door hemzelf ingerichte intranet pagina’s voorgeschoteld.

Posted in Uncategorized | Leave a comment

Les 01

 L E S  01   –   I N F O R M A T I E – M A N A G E M E N T

 Werk de onderstaande vragen uit door de antwoorden op internet op te zoeken en de antwoorden onder de vraag neer te zetten.

     1.Wat is volgens een encyclopedie de betekenis / uitleg van de term
 ‘Informatiemanagement’ ?

Antwoord = Management verantwoordelijk voor de efficiënte en systematische controle over het opmaken, ontvangen, onderhoud, gebruik en schoning van archiefbescheiden, inclusief de processen voor het vastleggen en onderhouden van bewijs van en informatie over bedrijfsactiviteiten en transacties in de vorm van archiefbescheiden.

2. Probeer nu eens in je eigen woorden uit te leggen wat ‘Informatiemanagement’ precies is.

Antwoord = Het proces van plannen, creëren, opslaan, beheren en het gebruiken van informatie.

3. Wat is volgens Wikipedia de uitleg van de term ‘Informatie manager’?

Antwoord = Een informatiemanager is een beleidsmedewerker op het snijvlak van ICT-expert en ICT-gebruiker. Op zich is informatiemanagement een verantwoordelijkheid van de lijnmanager. Vanwege de complexiteit en het belang van ICT voor organisaties blijkt het echter dikwijls verstandig voor deze verantwoordelijkheid een aparte beleidsmedewerker in de staf van de organisatie op te nemen. Gangbare aspecten uit het taakveld van een informatiemanager zijn: ICT-architectuuradvies, 1e beoordeling ict-wijzigingsaanvragen, beheer ICT-budget, intermediair tussen ICT-gebruikers en ICT-dienstverleners, informatie-analyse.

Ten tweede staat informatiemanager voor een medewerker van een bedrijf of overheidsorganisatie die ervoor zorgt dat medewerkers de informatie krijgen die zij nodig hebben voor het verrichten van werkzaamheden. Het is daarmee een verzamelnaam van mensen die werkzaam zijn als: bibliothecaris, documentalist, mediathecaris, titelbeschrijver, vakreferent of andere functie in documentatiecentra, mediatheken, wetenschappelijke- en universiteitsbibliotheken, openbare bibliotheken, bedrijfsbibliotheken en alle overige bibliotheken.

3. Wat is volgens Wikipedia de uitleg van de term ‘ Informatievoorziening’ ?

Antwoord = De informatievoorziening van een organisatie is het geheel van mensen, middelen en maatregelen, gericht op de informatiebehoefte van die organisatie.

4. Wat is het ISBN-nummer van het boek ‘Handboek intranet’, geschreven door Willem Hendrikx?

Antwoord = ISBN-13: 9789012099738

5. Wat is volgens Wikipedia de uitleg van de term ‘intranet’?

Antwoord = Een intranet is een privaat netwerk binnen een organisatie. Het kan bestaan uit verschillende aan elkaar gekoppelde LAN‘s. Voor de gebruiker is het net een private versie van Internet.

De meeste intranetten zijn via een gateway gekoppeld aan het wereldwijde Internet. Het primaire doel van een intranet is het elektronisch delen van informatie binnen een organisatie. Tevens kan het gebruikt worden voor teleconferenties en om het elektronisch samenwerken in groepen te faciliteren en stimuleren.

Een intranet maakt gebruik van verschillende internetprotocollen zoals TCP/IP en HTTP. Door middel van tunneling is het mogelijk voor een organisatie om via een publiek netwerk, zoals het Internet, afzonderlijke delen van het intranet aan elkaar te koppelen. Door middel van speciale encryptie/decryptie methoden en andere aanvullende veiligheidsmaatregelen wordt de betrouwbaarheid van de overdracht verzekerd.

Grotere organisaties staan hun gebruikers binnen het intranet toe het publieke internet te raadplegen. Deze organisaties maken dan gebruik van zogenaamde Firewall Servers. Deze bezitten de mogelijkheid om het inkomende en uitgaande netwerkverkeer te analyseren zodanig dat de veiligheid van de organisatie gewaarborgd blijft.

6. Wat is een ‘extranet’ ?

Antwoord = Een extranet is een type computernetwerk binnen een organisatie. Het maakt onder andere gebruik van het TCP/IP protocol. Het extranet is verwant aan het intranet. In wezen is het extranet een gedeelte van het intranet dat beschikbaar is voor anderen, buiten de organisatie.

7. Wat betekent de afkorting ‘LAN’?

Antwoord = Local Area Network 

8. Wat is een ‘ gateway’ ?

Antwoord = Een gateway is een netwerkpunt dat dienst doet als “toegang” tot een ander netwerk. De gateway is dan een netwerkconfiguratie-eigenschap die aangeeft welk netwerkadres de computer mag gebruiken als hij naar een bestemming moet die niet op het lokale netwerk gelegen is. Een gateway wordt daarom vaak geassocieerd met een router omdat hij wijst naar de router die uiteindelijk verbonden is met buiten. Per fysieke netwerkadapterkaart zijn er één of meer gatewayadressen in te stellen.

9. Noem de 2 belangrijkste  verschillen tussen het ‘internet’ en een ‘intranet’:

Antwoord = De website richt zich op marketing informatie en klantenservice terwijl een intranet vooral is gericht op het aanbieden van rapporten, projectinformatie, HRM zaken en andere detail informatiestukken.

Het intranet wordt gebruikt voor iedere dag werkzaamheden binnen het bedrijf. Een internetsite wordt meestal gebruikt voor het vervullen van een ad-hoc informatie behoefte.

10. Netwerkcommunicatie geschiedt door middel van zogenaamde ‘protocollen’. Zoek de 2 belangrijkste op en verklaar de afkorting:

Antwoord 1 = http -> Hyper Text Transfer Protocol

Antwoord 2 = TCP/IP -> Transmission Control Protocol/ Internet protocol

11. Zoek met Google een afbeelding die schematisch weergeeft hoe een intranet er uitziet en kopieer en plak deze afbeelding hieronder.

  Intranet

12. Een van de grootste kenmerken van een intranet en internet is, dat het een ‘webbased interface heeft’. Wat betekent dat?

Antwoord = Een highperlink, door middel van tekst kom je bij bepaalde bestanden

13. Intranetten werden vroeger grotendeels met HTML in elkaar gezet. Tegenwoordig gebeurt dit veelal door middel van een CMS. Wat betekenen deze 2 afkortingen?

Antwoord HTML = Hyper Text Markup Language

Antwoord CMS = Content Management Systeem 

Vorig jaar heeft een aantal van jullie de workshop HTML gevolgd waarin de basisprincipes van het maken van een website werd uitgelegd. Jullie moeten ook in staat zijn om te werken met een CMS. Sommigen hebben dit al op hun stage gedaan, anderen nog niet.  Om te leren omgaan met zo’n CMS gaan jullie allemaal individueel een BLOG aanmaken op internet waarin jullie vragen en antwoorden van de lessen Informatiemanagement gaan plaatsen.

14. Maak een BLOG aan op internet met als titel “Informatiemanagement 2011” en maak een startpagina naar keuze.

15. Maak in je BLOG een knop aan met ‘ Les01’ en kopieer en plak de vragen en antwoorden van deze les er in.

16. Stuur de link van je BLOG in een e-mail naar erc@asa.nl met als titel ‘BLOG – Je naam – Je klas’.

Zorg ervoor dat jullie deze week een exemplaar weten te bemachtigen van het ‘Handboek Intranet’ van Willem Hendrikx. Zonder dit boek is het volgen van de lessen Informatiemanagement niet mogelijk.

Posted in Uncategorized | Leave a comment

Les 02

L E S  02   –   I N F O R M A T I E – M A N A G E M E N T

 Werk de onderstaande vragen uit door de antwoorden in het boek (HSK.2) of op internet op te zoeken en de antwoorden onder de vraag neer te zetten.

 De ontwikkeling van een intranet is een nogal ingewikkeld proces voor een organisatie. Hieronder staan 8 ‘mythen’ (stellingen) over intranet. Geef je eigen mening of je het er mee eens bent of niet.

  1. Een intranet bespaart geld.

Antwoord = Ja, want anders ging het allemaal in een soort nieuwsbrief en dat kost papier, inkt en dergelijke.

2. Een intranet kost veel geld.

Antwoord = Nee, in eerste instantie misshcien voor het aanschaffen maar uiteindelijk is het goedkoper denk ik.

 3.Een intranet vergt geen onderhoud.

Antwoord = Jawel, het moet bijgehouden worden dus daar moeten wel mensen op gezet worden..

 4. Een intranet trekt vanzelf veel bezoekers.

Antwoord = Ja, de meeste bedrijven met een intranet hebben dit als startpagina, zo heb je automatisch dat de mensen op intranet gaan.

 5. Een intranet is alleen mogelijk in een grote organisatie.

Antwoord = Nee, kleine organisaties kunnen er ook voor kiezen, maar voor hun is het wel duurder en minder nodig.

 6.Dat intranetgedoe waait wel over.

Antwoord = Nee, ik denk dat het enorm handig is en het goed bevalt bij deze bedrijven. Ik denk niet dat ze snel terug zouden gaan naar de oude situatie.

 7.Intranetten zijn onveilig.

Antwoord = Alles wat online staat is in principe onveilig, maar ik denk wel dat het veiliger is dan het internet.

 8. Niet iedereen mag content (artikelen) toevoegen op een intranet.

Antwoord = Dat vind ik ook, anders wordt het een grote puinhoop. Ik denk namelijk dat het het beste werkt als er gewoon één of twee personen dat bij houdt.

9. Een intranet binnen een organisatie heeft een 6-tal functies. Zoek deze 6 functies op en probeer ze in eigen woorden uit te leggen.

  1. = Het richten en sturen van de organisatie
  2. = Het faciliteren van primaire werkprocessen
  3. = Het on line afhandelen van secundaire werkprocessen
  4. = Het motiveren en binden van medewerkers
  5. = Het verlenen van service aan en het ontwikkelen van medewerkers
  6. = Het delen, benutten en vermeerderen van kennis

 10.  Een degelijk intranet is niet zo 1-2-3 in elkaar gezet. Een degelijk stappenplan is zeer zinvol om alle fasen die een organisatie moet doorlopen in kaart te brengen om uiteindelijk tot een goed functionerend intranet te komen. Geef met getallen de volgorde aan waarin een intranet geïmplementeerd wordt.

1 Droom 8 Projectplan opstellen a.h.v. vooronderzoek 15 Pilot of prototype maken
16 Realisatie van alle elementen 2 Beter goed gejat dan slecht bedacht 9 Contentplan maken
17 Kick off 10 Functioneel ontwerp maken 3 Commitment van het management
11 Technisch ontwerp maken 4 Strategie bepalen 18 Consolidatiefase
5 Projectteam samenstellen 12 Ontwerp beheersstructuur 19 Evaluatie
20 Overdracht aan het intranetmanagementteam 6 Communicatie met medewerkers 13 Start contentproductie
    14 Start bouw intranet 7 Vooronderzoek v.h. projectteam

  Hoofdstuk 3 – INTRANET EN STRATEGIE

“Strategie is de wijze waarop een organisatie, of een deel van een organisatie, zijn doelstellingen wil realiseren, binnen de gegeven mogelijkheden en beperkingen.”

11. Het opstellen van een intranet-strategie kun je het beste doen a.h.v. het beantwoorden van 4 simpele vragen.

1. Welke … willen wij met het intranet bereiken?

Doel

2. Voor welke …?

Doelgroep(en)

3. Met welke …?

(financiële) middelen

4. Met welke …?

Communicatieve en organisatorische concepten en middelen

 12. Koeleman beschreef in 2002 een vijftal belangrijke overwegingen om een intranet te starten. Zoek deze 5 overwegingen op.

  1.  
    1. = Versnellen van de informatievoorziening
    2. = Betere bereikbaarheid van informatiebronnen
    3. = Terugbrengen van de (papieren) informatieoverload
    4. = Verbeteren van administratieve processen
    5. = Verbeteren van de internet communicatie Een intranetstrategie komt in grote lijnen in 4 stappen tot stand.

13. Zet deze 4 stappen in de juiste volgorde: DENKEN-DROMEN-DOEN-DURVEN

Dromen-Denken-Durven-Doen

Posted in Uncategorized | Leave a comment

Hello world!

Welcome to WordPress.com. This is your first post. Edit or delete it and start blogging!

Posted in Uncategorized | 1 Comment